7  De Extropianen

Friedrich Hayek wilde geld denationaliseren en David Chaum wilde het anoniem maken. Hoewel zowel de econoom als de cryptograaf een revolutionair idee hadden, hadden ze niet helemaal hetzelfde doel voor ogen.

Ze inspireerden echter wel dezelfde man.

Max O’Connor is opgegroeid in het bescheiden Britse stadje Bristol tijdens de jaren ’60 en ’70. Al op jonge leeftijd werd zijn fantasie geprikkeld door echte gebeurtenissen, zoals de maanlanding die hij op vijfjarige leeftijd op televisie gadesloeg, alsook door de fictieve verhalen uit de stripboeken die hij verslond. Hij droomde van een toekomst waarin de mensheid haar mogelijkheden op sciencefiction-achtige wijze zou uitbreiden. Hij fantaseerde over een wereld waarin mensen over röntgenvisie beschikten, desintegratiepistolen bij zich droegen en in staat waren dwars door muren te lopen.

In zijn tienerjaren had O’Connor een interesse in het occulte ontwikkeld. Hij dacht dat de sleutel om bovenmenselijk potentieel te realiseren misschien te vinden was in hetzelfde veld als astrale projectie, wichelroedelopen en reïncarnatie. Om deze mogelijkheden te onderzoeken, richtte hij de club voor Psychische Ontwikkeling en Onderzoek op bij zijn school, waar hij en zijn mede-junior-occultisten het bovennatuurlijke bestudeerden.

Maar O’Connor, die rond deze tijd bijzonder geïnteresseerd raakte in levensverlenging, vond niet precies wat hij zocht. Hij kwam tot het besef dat er consequent overtuigend bewijs ontbrak dat enige van de mystieke praktijken daadwerkelijk werkten.

De tiener veranderde uiteindelijk volledig van gedachten over het occulte en kwam tot de conclusie dat er geen waarde te behalen was uit deze overtuigingen en praktijken. In plaats van het bovennatuurlijke, besloot hij dat de vooruitgang van de mensheid het beste gediend was door wetenschap en logica.

Zelfs zonder bovennatuurlijke krachten kon O’Connor zijn eigen potentieel ten minste maximaliseren door hard te werken. Op school was hij een gretige leerling en ook ambitieus, ten minste zolang de onderwerpen in de klas boeiend waren. Hij was vooral geïnteresseerd in onderwerpen over sociale organisatie, en hij slaagde uiteindelijk als beste van zijn economieklas op school.

Al dat harde werk wierp vruchten af toen O’Connor in 1984 werd toegelaten tot de Universiteit van Oxford. Zijn drive om te presteren en het beste uit zichzelf te halen, leek alleen maar toe te nemen op deze prestigieuze universiteit. Hij studeerde gedurende drie aaneengesloten jaren met grote inzet, waarbij hij cursussen volgde in politiek, economie en filosofie. Op zijn drieëntwintigste had hij in alle drie de disciplines een graad behaald.

Op dat moment was het tijd voor een verandering van omgeving. Als jong volwassene, wilde de verse Oxford-afgestudeerde schrijver worden, maar de oude universiteitsstad met haar vochtig klimaat, donkere winters en traditionele Britse waarden, bood hem niet de energie of inspiratie die hij zocht. Het was tijd om ergens anders heen te gaan, naar een nieuwe plek… een opwindende plek.

In 1987 vond O’Connor zijn nieuwe bestemming toen hij een beurs ontving om een PhD-programma in filosofie te volgen aan de Universiteit van Zuid-Californië. Hij verhuisde naar Los Angeles.

Bij aankomst in de Gouden Staat voelde O’Connor zich meteen thuis. Het zonnige weer van Los Angeles was een duidelijke verbetering ten opzichte van het sombere Oxford, en in scherp contrast met de conservatieve mentaliteit die heerste in Groot-Brittannië, stimuleerde het culturele klimaat aan de westkust van Amerika ambitie en het streven naar succes: Californiërs vierden prestaties, ze hadden respect voor het nemen van risico’s, en ze prezen degenen die verandering teweegbrachten.

Hier zou O’Connor een nieuw leven beginnen, als een nieuwe man.

Om de nieuwe start te markeren, besloot hij zelfs zijn naam te veranderen: vanaf dat moment zou Max O’Connor door het leven gaan als Max More.

‘Het leek echt de essentie van wat mijn doel is te vatten: altijd verbeteren, nooit stilstaan’, legde hij later uit. ‘Ik zou beter worden in alles, slimmer, fitter en gezonder worden. Het zou een constante herinnering zijn om vooruit te blijven gaan.’1

FM-2030

Het uitbreiden van menselijk potentieel en specifiek levensverlenging waren nooit echt populaire onderwerpen in Engeland. Maar in Californië ontdekte Max More dat hij niet de enige was met interesse in deze thema’s.

Een van Max More’s collega’s aan de Universiteit van Zuid-Californië (USC) was een in België geboren Iraans-Amerikaanse auteur en leraar. Deze persoon werd geboren als Fereidoun M. Esfandiary, maar stond beter bekend onder de naam FM-2030. Gedurende de jaren ’70 en ’80 was hij druk bezig met het populair maken van een radicaal futuristische visie voor de mensheid.

Geïnspireerd door wereldwijde protestbewegingen in de jaren ’60, waar hij mensen uit alle hoeken van de wereld zag opstaan tegen overheidsfraude en sociale onrechtvaardigheid, begon FM-2030 zich een toekomst voor te stellen waarin de mensheid grenzen zou overstijgen om een universele dialoog te vestigen, vrij van nationaliteit, politiek en erfdeel. Om dit te verwezenlijken, begon hij high-tech woningen en levenswijzen te bevorderen, zodat mensen in een onderling verbonden mondiale gemeenschap kunnen leven.

Bovendien, zo voorspelde FM-2030, zou de ontwikkeling van nieuwe technologieën ingenieurs de instrumenten geven om de wereld dramatisch ten goede te veranderen. Hij geloofde dat eventuele risico’s verbonden aan technologische innovatie gecompenseerd zouden worden door de voordelen van vooruitgang: zonne- en atoomenergie zouden zorgen voor een overvloed aan energie, mensen zouden Mars koloniseren, robotwerkers zouden onze vrije tijd verhogen, en mensen zouden in staat zijn om vanuit het comfort van hun eigen huizen hun brood te verdienen dankzij de komst van telewerken.

Nog interessanter is dat FM-2030 voorspelde dat technologie binnenkort het punt zou bereiken dat het mensen zelf drastisch zou kunnen verbeteren. Gezondheidszorg zouden aanzienlijk verbeteren aangezien meer ziekten genezen, en genetische fouten gecorrigeerd konden worden: toekomstige farmaceutica zou het menselijk potentieel kunnen verhogen door bijvoorbeeld de hersenactiviteit te verbeteren.

Uiteindelijk verwachtte hij dat de medische wetenschap zelfs in staat zou zijn het ouder worden te genezen, en dus dat eindige menselijke levensduur geen probleem meer zou zijn. Volgens FM-2030 zou de mensheid rond zijn honderdste verjaardag in het jaar 2030 de dood overwinnen. Het getal in zijn naam verwijst naar dit idee (FM stond dan weer voor verschillende benamingen zoals Future Man, Future Marvel, of Future Modular — en soms iets anders, afhankelijk van zijn stemming of wie het hem vroeg).

Omdat traditionele beperkingen op het menselijk potentieel, zoals eindige levensduur, zouden worden weggenomen terwijl bionische lichaamsdelen en andere kunstmatige verbeteringen steeds meer nieuwe mogelijkheden zouden ontgrendelen, voorspelde FM-2030 dat mensen uiteindelijk het meest radicaal zouden transformeren en zichzelf zouden omvormen tot synthetische, post-biologische organismen.

‘Het is slechts een kwestie van tijd voordat we onze lichamen herschikken tot iets totaal anders, iets dat beter is aangepast aan de ruimte, iets dat levensvatbaar zal zijn in ons zonnestelsel en zelfs daarbuiten.’2

Transhumanisme

FM-2030 was overtuigd dat technologische vooruitgang uiteindelijk de menselijke ervaing zou veranderen: de mensheid zou zichzelf upgraden om een nieuwe, verbeterde versie van de soort te creëren. Technologie zou een post-menselijke toestand tot stand brengen.

Voor velen klonken deze voorspellingen eerder fantastisch. Maar toen K. Eric Drexler, een onderzoeksmedewerker bij het MIT Space Systems Laboratory, rond dezelfde tijd een techniek beschreef voor het vervaardigen van machines op moleculair niveau, begon het fantastische al wat minder onwaarschijnlijk te klinken. Drexler was van mening dat nanotechnologie industrieën zoals computergebruik, ruimtevaart en productie, evenals oorlogvoering, fundamenteel kon veranderen.

Inderdaad, Drexler geloofde dat nanotechnologie ook de gezondheidszorg kon revolutioneren. Hij legde uit dat fysieke afwijkingen meestal veroorzaakt worden door verkeerd geordende atomen en stelde een toekomst voor waarin nanobots het menselijk lichaam binnen konden gaan om deze schade met ongeëvenaarde precisie te herstellen, waardoor het lichaam in wezen van binnenuit volledig kon genezen.

Als zodanig zou nanotechnologie in staat zijn om zo ongeveer elke ziekte te genezen, en uiteindelijk het leven zelf te verlengen, speculeerde Drexler.

‘Veroudering is in wezen niet anders dan elke andere fysieke aandoening’, schreef Drexler in zijn boek Engines of Creation uit 1986, ‘het is geen magisch effect van kalenderdatums op een mysterieuze levenskracht. Broze botten, gerimpelde huid, lage enzymactiviteiten, trage wondgenezing, slecht geheugen, en de rest zijn allemaal het gevolg van beschadigde moleculaire machines, chemische onevenwichtigheden en verkeerd geordende structuren. Door alle cellen en weefsels van het lichaam weer een jeugdige structuur te geven, zullen reparatiemachines de jeugdige gezondheid herstellen.’3

Dit waren precies het soort ideeën die Max More als geen ander wisten te boeien.

Bovendien waren deze ideeën voor More niet enkel grappige speculaties. Hij was ervan overtuigd dat de soort voorspellingen die FM-2030 en Drexler deden, beschouwd verdienden te worden als iets fundamentelers. Hij was ervan overtuigd dat ze een nieuw perspectief boden op het menselijk bestaan, en zelfs op de realiteit zelf. Terwijl More de concepten van de futuristen verzamelde, bestudeerde en overdacht, formuleerde de PhD-kandidaat ze uiteindelijk tot een nieuw en onderscheidend filosofisch kader: transhumanisme.

Het algemene idee en de term transhumanisme werden al in de jaren ’50 gebruikt door evolutionair bioloog Julian Huxley, maar het was More die het nu echt vestigde als een bijgewerkte versie van de humanistische filosofie. Net als het humanisme, respecteert het transhumanisme rede en wetenschap, terwijl het geloof, aanbidding en bovennatuurlijke concepten als een hiernamaals verwerpt. Maar waar humanisten waarde en betekenis halen uit de menselijke natuur en het bestaande menselijke potentieel, zouden transhumanisten vooruit kijken en pleiten voor het overstijgen van de natuurlijke beperkingen van de mensheid.

‘Transhumanisme’, vatte More kort samen, ‘verschilt van humanisme doordat het de radicale veranderingen erkent en voorziet in de aard en mogelijkheden van ons leven als gevolg van diverse wetenschappen en technologieën zoals neurowetenschap en neurofarmacologie, levensverlenging, nanotechnologie, kunstmatige ultra-intelligentie, en ruimtebewoning, gecombineerd met een rationele filosofie en waardesysteem.’4

Extropianisme

Alle transhumanisten willen het menselijk potentieel verbeteren. Echter, ondanks dat ze hetzelfde doel hebben, realiseerde Max More zich dat verschillende transhumanisten zeer uiteenlopende benaderingen kunnen voorstaan om dit doel te bereiken.

More geloofde zelf in een positieve, levendige en dynamische benadering van transhumanisme. Hij gaf de voorkeur aan een boodschap van hoop, optimisme en vooruitgang. Maar hij geloofde niet dat deze vooruitgang afgedwongen of zelfs gepland kon worden. Hij verwierp de Star Trek-achtige versie van de toekomst waarin de mensheid onder een enkele, alwetende, wereldregering valt die de soort vooruit moet leiden.

More was van mening dat transhumanisten konden profiteren van de inzichten van Friedrich Hayek.

Technologische innovatie vergt kennis en middelen, en Hayek had uitgelegd dat die kennis van nature verspreid is over de hele samenleving, terwijl middelen het best over de economie worden verdeeld door vrijemarktprocessen. Als mensen gewoon de vrijheid krijgen om te experimenteren, te innoveren en samen te werken op hun eigen voorwaarden, bedacht More, dan zou technologische vooruitgang vanzelf ontstaan.

Met andere woorden, een welvarender morgen werd het best gerealiseerd als de samenleving zichzelf vandaag als een spontane orde kon organiseren.

More vond een vroege bondgenoot in mede USC-student Tom W. Bell. Net als More, omarmde Bell de transhumanistische filosofie en gaf hij de voorkeur aan More’s vreugdevolle en vrije benadering om het te bereiken. Hij besloot dat hij zou bijdragen aan de verspreiding van deze relatief nieuwe ideeën door erover te schrijven onder zijn nieuwe pseudoniem: Tom Morrow.

En om hun visie te concretiseren, introduceerde Morrow de term extropie. Als tegenhanger van entropie, het proces van afbreuk en van verval, stond extropie voor verbetering en groei, zelfs oneindige groei. Degenen die, zoals Max More en Tom Morrow, deze transhumanistische visie onderschreven, zouden als Extropianen worden beschouwd.

Vervolgens schreef More de fundamentele beginselen van de Extropiaanse beweging uit in enkele pagina’s tekst, getiteld The Extropian Principles: A Transhumanist Declaration. Het bevatte vijf hoofdrichtlijnen of, inderdaad, principes: grenzeloze uitbreiding, zelftransformatie, dynamisch optimisme, intelligente technologie, en — als een expliciete knipoog naar Hayek — spontane orde. In het kort, de principes (in het engels) vormden het acroniem B.E.S.T. D.O. I.T. S.O.

‘Voortdurende verbeteringen betekenen dat we de natuurlijke en traditionele beperkingen van menselijke mogelijkheden uitdagen’, vatte More de doelen van de beweging samen in De Extropiaanse Principes. ‘Wetenschap en technologie zijn essentieel om beperkingen op levensduur, intelligentie, persoonlijke vitaliteit en vrijheid uit de weg te ruimen. Het is absurd om slaafs de natuurlijke grenzen aan onze levensduur te accepteren. Het leven zal waarschijnlijk verder gaan dan de grenzen van de aarde - de geboorteplaats van biologische intelligentie - om het heelal te bewonen.’5

Net als de transhumanistische visie die eraan ten grondslag lag, was de Extropiaanse toekomst ambitieus en spectaculair. Naast levensverlenging, wat mogelijk de centrale pijler van de beweging vertegenwoordigde, omvatten de vooruitzichten van Extropianen een breed scala aan futuristische technologieën. Deze variëerden van kunstmatige intelligentie tot ruimtekolonisatie en mind uploading, tot menselijk klonen, fusie-energie, en nog veel meer.

Het is belangrijk om te overwegen dat Extropianisme echter geworteld moest blijven in wetenschap en technologie, zelfs als het vaak over zeer speculatieve versies daarvan ging. In plaats van weg te drijven naar het domein van sciencefiction, moesten Extropianen nadenken over hoe ze een betere toekomst kunnen realiseren door middel van kritisch en creatief denken, proactief zijn, en continu leren.

Deze oproep ging over rationeel individualisme of cognitieve onafhankelijkheid, schreef More. Extropianen moesten leven volgens hun ‘eigen oordeel, weloverwogen en geïnformeerde keuzes maken, profiteren van zowel succes als tekortkoming’, legde hij uit. Dat vereiste op zijn beurt vrije en open samenlevingen waarin diverse informatiestromen en verschillende zienswijzen de kans krijgen om te bloeien.

Anders gezien, geloven Extropianen dat staten en hun regeringen voornamelijk een obstakel voor vooruitgang vormen. Belastingen beroven mensen van middelen om te produceren en te bouwen, grenzen en andere reisbeperkingen kunnen verhinderen dat mensen zich op de plekken kunnen bevinden waar ze het meeste waarde toevoegen aan de globale samenleving, en overheidsregulaties beperken alleen maar het menselijke vermogen om te experimenteren en innoveren.6

‘Centraal bevel over gedrag belemmert ontdekking, diversiteit en afwijkende meningen’, concludeerde More.7

De subcultuur8

In de herfst van 1988 publiceerden Max More en Tom Morrow de eerste editie van een nieuw tijdschrift genaamd Extropy. Dit markeerde de officiële start van de Extropiaanse beweging.

Hoewel More en Morrow slechts vijftig exemplaren van deze eerste editie hadden gedrukt, wist het tijdschrift al snel wetenschappers, ingenieurs, onderzoekers en andere toekomstgerichte Californiërs uit diverse vakgebieden met elkaar te verbinden. Onder de abonnees waren computertechnici, raket-ingenieurs, neurochirurgen, chemici en nog veel meer. Bovendien bevonden zich onder hen ook enkele opvallende namen, zoals de baanbrekende cryptograaf Ralph Merkle of de Nobelprijs winnende theoretisch fysicus Richard Feynman.

Wat ze gemeen hadden, was een wetenschappelijk geïnspireerd optimisme over de toekomst. Met Extropy hadden ze eindelijk een tijdschrift om kennis op te doen over de meest radicale futuristische ideeën die er waren, of ze konden hun eigen radicale ideeën delen als gastauteurs.

Bovendien bood het Extropianisme hen een uniek inzicht in het leven zelf.

Gewapend met een superieure gereedschapskist om het voorheen onverklaarde te verklaren, had de wetenschap in de afgelopen paar eeuwen een groot deel van de greep van religie op de samenleving weggenomen. Maar volgens More zou wetenschap alleen niet voldoende zijn om de religie volledig uit te roeien, omdat het nog een andere belangrijke functie vervult: het geeft mensen een gevoel van betekenis. Mensen houden, ondanks al het bewijs, vast aan religie, betoogde More, voornamelijk omdat ze vertrouwen op hun geloof om door moeilijke tijden heen te komen en zichzelf houvast te geven. En hoewel hij ontdekte dat de meeste religies feitelijk niet zo’n sterk gevoel van vervulling bieden (ze hebben de neiging om mensen onder een aantal krachtige wezens te plaatsen of dit leven te bagatelliseren ten gunste van een hiernamaals) vertegenwoordigde dit toch een vorm van houvast en betekenis.

Om religie volledig weg te werken, moesten mensen een alternatieve bron van zingeving krijgen, geloofde More:

‘De extropiaanse filosofie kijkt niet buiten ons naar een superieure buitenaardse kracht voor inspiratie. In plaats daarvan kijkt het in ons en voorbij ons, en projecteert het vooruit naar een schitterende visie van onze toekomst. Ons doel is niet God, het is de voortzetting van het proces van verbetering en transformatie van onszelf naar steeds hogere vormen. We zullen onze huidige interesses, lichamen, geesten en vormen van sociale organisatie ontgroeien. Dit proces van expansie en transcendentie is de bron van betekenisvolheid.’9

Dit Extropiaanse perspectief op het leven zou zich in de komende jaren ontwikkelen tot een kleine, lokale subcultuur in Californië, met unieke gewoonten en rituelen. De Extropianen hadden hun eigen logo (vijf pijlen die vanuit het midden spiraalsgewijs naar buiten waren gericht, wat groei in elke richting suggereert) en ze kwamen samen in een officieus clubhuis (of nerd house) dat Nextropia heette. Ze ontwikkelden hun eigen handruk (het omhoog schieten van hun handen met verstrengelde vingers, net zo lang tot hun armen helemaal uitgestrekt waren: The sky’s the limit!), ze organiseerden evenementen (waar sommigen van hen Extropiaanse kostuums droegen, bijvoorbeeld door zich als ruimtekolonisten te verkleden), en, onder leiding van Max More en Tom Morrow, veranderden diverse Extropianen hun namen: er was een MP-Infinity, een Skye D’Aureous en iemand die zichzelf R.U. Sirius noemde.

Toen de Extropiaanse gemeenschap uitgroeide van enkele tientallen tot honderden mensen, richtten More en Morrow in 1990 ook het Extropie Instituut op, waarbij FM-2030 zich aansloot als derde oprichtend lid. De non-profit onderwijsorganisatie zou een tweemaandelijkse nieuwsbrief produceren, Extropiaanse conferenties organiseren en (wat voor die tijd vooruitstrevend was) een e-maillijst hosten om online discussie te faciliteren. Hoewel e-mail in die tijd nog een niche technologie was, wisten de technisch onderlegde en toekomstgerichte Extropianen over het algemeen goed hoe ze het ontluikende internet moesten benutten.

Sommigen van hen werkten zelfs aan een bijzonder ambitieus internetnavigatieproject…

De high-tech Hayekianen

K. Eric Drexler, wiens werk een belangrijke inspiratiebron was voor Max More, werd niet lang na oprichting lid van de Extropiaanse gemeenschap, net als verschillende van zijn vrienden. Deze vrienden waren technologiefans die graag aan enkele van de meest innovatieve en uitdagende projecten van die tijd werkten.

Een van hen was Mark S. Miller, die destijds de hoofdarchitect was van Xanadu, het allereerste hypertext project ter wereld (Hypertext is de tekst waarop je kunt klikken om je naar verschillende delen van het internet te brengen). Het ambitieuze Xanadu-project, dat al in 1960 werd opgericht, was dertig jaar later nog steeds in ontwikkeling.

In het kader van de projectontwikkeling publiceerden Drexler en Miller gedurende de jaren ’80 diverse artikelen over het toewijzen van rekenkracht over computernetwerken. Kort gezegd, stelden ze voor dat computers in wezen hun overbodige CPU-cycli konden verhuren aan de hoogte bieder. Zelfzuchtige computers zouden hun middelen over het netwerk verdelen via virtuele markten om de efficiëntie te maximaliseren, en dat alles zonder de noodzaak van een centrale beheerder. Dit zou het gebruik van rekenkracht waar het het meest gewaardeerd werd mogelijk maken, terwijl het investeringen in meer hardware zou aanmoedigen als de vraag hiertoe voldoende was.

Inderdaad, Drexler en Miller gebruikten Hayeks inzichten over de vrije markt om computernetwerken te ontwerpen.

Drexler en Miller hadden het werk van Hayek bestudeerd op advies van een andere bijdrager aan Xanadu en wederzijdse vriend, Phil Salin. Salin, een futurist met economiediploma’s van UCLA en Stanford, vond het leuk om inzichten van de vrije markt te vermengen met de laatste technologische ontwikkelingen. Het meest opmerkelijk was dat hij midden jaren ’80 concludeerde dat de tijd rijp was voor het oprichten van een privé ruimtevaartindustrie, en lanceerde één van de meest ambitieuze start-ups van dat decennium in de vorm van het privé ruimtevaartbedrijf Starstruck.

De drie mannen, Drexler, Miller en Salin, werden door het economisch tijdschrift Market Process uitgeroepen tot de high-tech Hayekianen, een bijnaam die het trio met trots aanvaardde.10

AMIX

Ondanks de succesvolle lancering van een raket in de ruimte, eindigde Starstruck als een commerciële mislukking: Salin ontdekte dat de Amerikaanse overheid het praktisch onmogelijk maakte om een ruimtevaartbedrijf te runnen omdat de door de belastingbetaler gesubsidieerde Space Shuttle de markt continu ondermijnde.

Gelukkig was dit niet Salins enige project. Naast het adviseren van Drexler en Miller, publiceerde hij ook artikelen en essays over de economische effecten van de computerrevolutie die hij persoonlijk ervaarde,11 en deze dienden als basis voor nog een ambitieus streven: Salin zou een online marktplaats voor het kopen en verkopen van informatie creëren. Hoewel misschien niet zo spectaculair als het lanceren van raketten in een baan rond de aarde, geloofde hij dat dit project de wereld op nog grotere schaal kon veranderen.

De American Information Exchange, kortweg AMIX, was een marktplaats waarbij in principe elk soort informatie verkocht kon worden waar mensen voor wilden betalen. Dat kon advies zijn van een monteur over het weer aan de praat krijgen van een oude auto, computercode voor het automatiseren van de boekhouding van een tandartspraktijk, of misschien wel een ontwerptekening voor een nieuw vakantiehuis in de Florida Keys. Als het informatie was, kon het op AMIX worden verkocht.

Salin was van mening dat het grootste voordeel van AMIX zou bestaan uit een aanzienlijke vermindering van de transactiekosten in de ruimste betekenis van het woord. Dat wil zeggen, alle kosten die verbonden zijn aan het maken van een aankoop, inclusief de zogenaamde opportuniteitskosten (de kosten van het mislopen van andere dingen). Zo kan een transactiekost bijvoorbeeld de opportuniteitskost zijn van het doen van marktonderzoek om uit te vinden welke verzekeraar de beste deal biedt, of de kosten van het bellen naar verschillende slijterijen om te weten te komen welke van hen een specifiek merk wijn verkoopt.

Op AMIX konden mensen ervoor kiezen om iemand anders te betalen om de beste verzekeringsmogelijkheid voor hen te vinden, of informatie aan te schaffen over slijterijen en hun voorraden. Als iemand op de informatiehandelsmarkt deze diensten aanbood voor minder geld dan het de potentiële kopers effectief zou kosten om de informatie zelf te vinden, zou de handel via AMIX de transactiekosten van de daadwerkelijke aankopen verminderen. AMIX kon het kopen van verzekeringen, wijn, en vele andere goederen en diensten goedkoper maken door de transactiekosten te verminderen.

Salin was van mening dat de maatschappij enorm baat zou hebben van zo’n efficiëntieverbetering, omdat lagere transactiekosten bepaalde ruilen mogelijk zouden maken die anders niet rendabel zouden zijn geweest. Als iemand bijvoorbeeld niet de tijd heeft om een dozijn slijterijen te bellen, zou de mogelijkheid om in plaats daarvan iemand anders een kleine vergoeding te betalen om dit voor hen te doen, kunnen resulteren in de verkoop van nog een fles wijn. Dit zou de wijnkenner, de slijterij en ook de AMIX-onderzoeker beter af maken.

Kortom, meer handel betekent een betere verdeling van hulpbronnen over de economie — spontane orde.

Cryogenica

AMIX was een vooruitstrevend concept. Maar het was ook zijn tijd ver vooruit. Toen AMIX live ging in 1984, hadden Salin en zijn kleine team de marktplaats vanuit het niets opgebouwd. Het reputatiesysteem dat ze ontwikkelden was het eerste in zijn soort, net als hun tool voor de oplossing van geschillen, en aangezien er nog geen online betalingsverwerkers operationeel waren, moesten ze dit ook zelf implementeren. Zelfs websites bestonden op dat moment nog niet, wat betekende dat AMIX-gebruikers hun eigen netwerk moesten opzetten, waarop ze moesten inbellen via dial-up-modems, omdat breedbandinternet nog niet bestond. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het project traag op gang kwam.

Helaas kreeg Salin de kans niet om AMIX verder te ontwikkelen: kort na de lancering van het project werd bij hem maagkanker vastgesteld. Salin verkocht AMIX uiteindelijk in 1988 aan het softwarebedrijf Autodesk, dat het project, in 1992, net na de dood van de innovatieve Hayekiaan op een leeftijd van eenenveertig jaar, stopzette.

Toch is er voor Extropianen altijd hoop… zelfs in de dood.

Als oneindige levensduur voor de mensheid werkelijk binnen handbereik is, zoals de Extropianen geloven, betekent net voor deze transhumane doorbraak sterven een extra bittere toevoeging aan de tragedie. Met de finishlijn in zicht struikelen, misschien slechts enkele decennia te vroeg, kan het verschil betekenen tussen sterven zoals alle mensen tot nu toe doorheen de geschiedenis hebben gedaan, en eeuwig leven door het ondergaan van de transformatie van de menselijke conditie. Een twintigtal jaren te vroeg sterven, kan betekenen dat je de eeuwigheid misloopt.

Dit is waarom de Extropianen een noodplan ontwikkelden — een ontsnappingsroute om de kloof te overbruggen. De Extropianen omarmden cryogenica.

Vandaag de dag bewaren vijf faciliteiten verspreid over de VS, China en Europa12 enkele honderden lichamen en hoofden van overleden individuen door ze te cryopreserveren. Voordat ze stierven, meldden deze mensen zich aan om hun lichamen (of alleen hun hoofden) zo snel mogelijk na klinisch overlijden in te vriezen en op te slaan bij temperaturen onder nul. Meer dan duizend andere mensen hebben zich ook aangemeld om hun lichamen of hoofden te laten conserveren na hun overlijden.

De Extropiaanse voorspelling stelt dat deze individuen misschien op een bepaald moment in de toekomst weer tot leven gebracht kunnen worden. Hoewel ze klinisch dood zijn, wachten de mensen die in biostase worden gehouden in wezen op voortgang van wetenschap en technologie tot op een punt waar ze kunnen worden ontdooid, opgewekt en genezen van welke kwalen dan ook hen hadden verslagen. Ze zouden enkele decennia in de toekomst ontwaken in goede gezondheid, klaar om deel te nemen aan de transhumane toekomst die hen wacht… zo gaat de theorie in ieder geval. Er is, natuurlijk, geen daadwerkelijke garantie dat dergelijke opwekkingen ooit mogelijk zullen zijn. Met de technologie van vandaag is het zeker niet haalbaar. Maar met de technologie van morgen, wie weet?

Zelfs als men inschat dat de kans op succes (zeer) klein is, zou je redelijkerwijs kunnen schatten dat de kans op uiteindelijke herleving groter is dan nul. Dat is een gok die Salin en andere Extropianen bereid waren te nemen.

De overgebleven, levende, Extropianen zullen in de tussentijd gewoon de vlam van het transhumanisme brandend moeten houden.

Digitale valuta

De Extropiaanse beweging was, net zoals Max More zelf, van nature thuis in Californië. Silicon Valley werd begin jaren ’90 steeds meer erkend als de wereldwijde hotspot voor innovatie. Dit trok enkele van de meest ambitieuze technologen, wetenschappers en ondernemers naar de Amerikaanse westkust.

Maar er was een opmerkelijke uitzondering. In de vroege jaren ’90 raakten sommige van de Extropianen ervan overtuigd dat een bijzonder interessante en belangrijke technologie daadwerkelijk werd ontwikkeld door een kleine start-up aan de overkant van de Oceaan. Ze waren van mening dat de realisatie van elektronisch geld cruciaal was, en David Chaum leek alle kaarten in handen te hebben.

Voor ten minste één Extropiaan, een computerwetenschapper genaamd Nick Szabo, was dit een reden om naar Amsterdam te verhuizen en zelf voor DigiCash te gaan werken. Tegelijkertijd begon game-ontwikkelaar Hal Finney het belang van digitaal geld aan zijn mede-Extropianen te propageren, in de hoop dat meer van hen zich erbij zouden aansluiten. Verspreid over zeven pagina’s in de tiende editie van Extropy, gepubliceerd begin 1993, beschreef Finney de interne werking van Chaums digitale geldsysteem en legde uit waarom Extropianen met hun libertaire ethos dit ter harte zouden moeten nemen.

‘Vandaag zijn we op een pad dat, als er niets verandert, zal leiden tot een wereld met potentieel meer regeringsmacht, bemoeienis, en controle’, waarschuwde Finney. ‘We kunnen dit veranderen; deze technologieën [van digitaal geld] kunnen de relatie tussen individuen en organisaties revolutioneren, door ze voor het eerst op gelijke voet te zetten. Cryptografie kan een wereld mogelijk maken waarin mensen controle hebben over informatie over zichzelf, niet omdat de overheid hen die controle heeft gegeven, maar omdat zij zelf de enigen zijn die de cryptografische sleutels bezitten om die informatie te onthullen.’13

Finney kreeg gelijk: de community deelde over het algemeen zijn zorgen, en zij begrepen waarom elektronisch geld een belangrijk deel van de oplossing vormde. Toen zij meer te weten kwamen over cryptografisch beveiligd geld, begonnen sommige Extropianen bovendien met het idee te spelen dat de potentiële voordelen van elektronisch geld zelfs groter konden zijn dan enkel privacy.

Waar Chaum voornamelijk bezig was geweest met de anonieme functies van digitale valuta, begonnen deze Extropianen ook het potentieel van digitale valuta in het kader van monetaire hervorming in overweging te nemen.

Tegen 1995 bereikte de hernieuwde interesse van de Extropianen een hoogtepunt in een speciale Extropy-editie: het vijftiende nummer van het tijdschrift was volledig gewijd aan digitaal geld. De omslag van het tijdschrift bevatte opvallend een blauw-rood achtig ontwerp van een bankbiljet waarop niet een staatshoofd, maar het portret van Hayek te zien was. ‘Vijftien Hayeks’, luidde de denominatie, en het zou naar verluidt uitgegeven zijn door de ‘Virtuele Bank van Extropolis’.

In het tijdschrift bespraken ongeveer de helft van alle artikelen het potentieel van elektronisch geld, met verschillende auteurs die uiteenlopende mening uitdrukten met betrekking tot de digitalisering van geld. Natuurlijk omvatten deze ideeën de bekende privacyfuncties die het ontwerp van Chaum bood. Maar de meeste auteurs gingen ook op verkenning naar aanvullende ideeën.

In zijn Introduction to Digital Cash, speculeerde software-ingenieur Mark Grant bijvoorbeeld dat digitaal geld gebruikt kon worden om lokale munteenheden op te zetten. Hij stelde ook een bijzonder pittig alternatief voor om Chaumiaans geld te ondersteunen.

‘Net zoals de personal computer en de laserprinter het voor iedereen mogelijk hebben gemaakt om een uitgever te worden, maakt digitaal geld het voor iedereen mogelijk om een bank te worden, of ze nu een groot bedrijf zijn of een straathoekdrugsdealer met een laptop en een mobiele telefoon’, legde Grant uit. ‘Sterker nog, naarmate de nationale schulden blijven toenemen, zouden veel mensen wellicht voordelen zien in het gebruik van contant geld dat wordt gedekt door, laten we zeggen, cocaïne in plaats van contant geld dat louter wordt gedekt door het vermogen van een regering om belastingen te innen.’14

Een andere bijdrager, web-ontwikkelaar Eric Watt Forste, schreef een lyrische recensie over het werk van George Selgin, een moderne onderzoeker van de vrije bankenschool, genaamd The Theory of Free Banking. In zijn boek doet Selgin nauwgezet verslag van hoe de bankeninfrastructuur zou kunnen evolueren in een omgeving van vrije banken. Watt Forste suggereerde dat dit boek ook als blauwdruk kon dienen voor de digitale wereld.

‘Terwijl crypto-experts druk bezig zijn uit te leggen hoe deze banken technologisch zouden kunnen functioneren, legt de theorie van vrij bankieren uit hoe ze economisch zouden kunnen functioneren’, concludeerde Watt Forste zijn recensie.15

Lawrence White, de naaste ideologische bondgenoot van Selgin in de vrije bankbeweging, had zelfs een artikel bijgedragen aan het tijdschrift. Hoewel zijn bijdrage voornamelijk een meer technische vergelijking was tussen elektronische geldschema’s en bestaande betaaloplossingen, hintte White ook aan hoe digitale valuta de internationale bankdynamieken drastisch konden veranderen: ‘Een belangrijk potentieel voordeel van elektronische geldoverdracht via de persoonlijke computer is dat het gewone consumenten betaalbare toegang tot offshore-bankieren kan geven.’16

Maar misschien wel het meest opmerkelijke van alles, was het artikel van Max More waarin hij het op zich nam om Hayeks baanbrekende boek over concurrerende valuta samen te vatten en te presenteren.

Geld verder denationaliseren

Het werk van Hayek had het Extropianisme gevormd. Het inzicht van de Oostenrijker in gedistribueerde kennis, vrije markten en spontane orde was een centrale inspiratiebron voor Max More toen hij de organisatorische principes van de beweging formuleerde. Nu vroeg More zijn mede-Extropianen om ook een van Hayeks veel recentere voorstellen te overwegen: een radicaal idee dat tot dan toe beperkte aandacht had gekregen.

De oprichter van de Extropiaanse beweging betoogde voor de denationalisatie van geld.

In zijn artikel toonde More zichzelf een goed onderlegde student van Hayeks werk en een effectieve communicator van diens ideeën. Hij presenteerde een beknopte samenvatting van Hayeks bijdragen aan het bredere debat over monetair beleid en legde uit hoe het fiatgeldsysteem verantwoordelijk was voor vier economische kwalen: inflatie, instabiliteit, ongedisciplineerde staatsuitgaven en economisch nationalisme.

Inflatie wordt veroorzaakt door de uitbreiding van de geldvoorraad door de overheid in een Keynesiaanse poging om de werkloosheid te verlagen, legde More uit, maar in werkelijkheid verstoort dit de economie, verhoogt het de effectieve belastingen en heeft het bovendien een verslavend effect.

Ondertussen wordt onstabiliteit veroorzaakt door manipulatie van de rente door de centrale bank (More vat Hayeks conjunctuurcyclustheorie samen), niet door een inherente instabiliteit in de markt (zoals hij benadrukte dat zowel Keynesianen als Marxisten beweren).

‘Economisch nationalisme (of wat Hayek eigenlijk monetair nationalisme noemde), tast bovendien op onnodige wijze verschillende delen van de economie aan op onvoorspelbare en nadelige manieren’, schreef More.

En tenslotte, legde More uit, maakte het monetaire systeem ongedisciplineerde staatsuitgaven mogelijk: fiatgeld helpt bij het vergroten van de reikwijdte van de overheid.

‘De staat breidt zijn macht grotendeels uit door meer welvaart van productieve individuen te nemen’, schreef de Extropiaan. ‘Belastingen bieden een manier om nieuwe agentschappen, programma’s en macht te financieren. Het verhogen van belastingen wekt weinig enthousiasme op, daarom wenden regeringen zich vaak tot een ander middel van financiering: lenen en uitbreiden van de geldvoorraad.’17

Elk van deze kwalen belemmerde economische groei, wat vervolgens de menselijke vooruitgang beperkte. More vat het probleem bondig samen: fiatgeld frustreerde de missie van de Extropians.

More beweerde echter dat de problemen konden worden opgelost. Zoals Hayek in Denationalisation of Money had beschreven, was de oplossing om geld over te laten aan de vrije markt. Als het (de facto) staatsmonopolie op geld zou worden afgeschaft, zou concurrentie tussen valuta particuliere valuta-uitgevers stimuleren om werkelijk de meest wenselijke vorm van geld aan te bieden. Inflatie, instabiliteit, ongedisciplineerde staatsuitgaven en monetair nationalisme zouden verleden tijd zijn.

Dat gezegd hebbende, was More zich er ook van bewust dat dit niet gemakkelijk zou zijn. Terwijl Hayek altijd had geloofd dat het overtuigen van regeringen om zijn voorstel over te nemen een zware kluif zou zijn, was de Extropiaan waarschijnlijk nog pessimistischer over dit vooruitzicht dan de Oostenrijkse econoom in zijn boek was geweest. Aangezien regeringen het meeste profijt hebben van hun monopolie, hadden ze geen enkele stimulans om het af te schaffen en alle reden om het juist niet te doen.

Maar nu zag More een nieuwe kans. Hij was van mening dat Hayeks visie kon worden gerealiseerd door gebruik te maken van de recente interesse en innovatie rond elektronisch geld. Het was voor overheden kinderspel om een geldmonopolie te handhaven wanneer banken makkelijk te lokaliseren, te reguleren, te belasten, te bestraffen en te sluiten waren, maar wanneer banken gehost kunnen worden op persoonlijke computers aan de andere kant van de wereld en kunnen opereren met anonieme digitale valuta, zou de situatie drastisch veranderen.

More dacht dat overheden formeel geen afscheid zouden nemen van het geldmonopolie. Maar, zo redeneerde hij, De juiste combinatie van technologieën kon dit monopolie wel veel lastiger afdwingbaar maken.

Via zijn artikel in het tijdschrift, riep de grondlegger van de beweging op om transactieprivacy en concurrentie in valuta gezamenlijk te overwegen.

‘Concurrerende valuta zullen het huidige systeem aftroeven door inflatie te beheersen, de stabiliteit van dynamische markteconomieën te maximaliseren, de omvang van de overheid te beperken en door de absurditeit van de natiestaat te erkennen’, schreef More. ‘Deze hervorming combineren met de introductie van anoniem digitaal geld zou een mokerslag zijn voor de bestaande orde — digitaal geld maakt het moeilijker voor overheden om transacties te controleren en te belasten.’

Concluderend stelde hij: ‘Ik betreur het recente overlijden van Hayek ten zeerste. […] Omdat hij niet in biostase is geplaatst, zal Hayek nooit de dagen van elektronisch geld en concurrerende privévaluta meemaken die zijn denken mogelijk zal helpen realiseren. Als we het voortouw willen blijven nemen in de toekomst, laten we dan kijken wat we kunnen doen om deze cruciale ontwikkelingen te versnellen. Wie weet zien we ooit nog een privévaluta die zijn naam draagt.’18


  1. Ed Regis, Meet the Extropians, Wired, 1 oktober 1994, online↩︎

  2. Douglas Martin, Futurist Known as FM-2030 Is Dead at 69, The New York Times, 11 juli 2000, online↩︎

  3. K. Eric Drexler, Engines of Creation, 146.↩︎

  4. Max More, Transhumanism: Towards a Futurist Philosophy, maxmore.com, geraadpleegd online↩︎

  5. Max More, The Extropian Principles: A Transhumanist Declaration, maxmore.com, geraadpleegd online↩︎

  6. De Amerikaanse Food and Drug Administration was een bijzonder restrictief voorbeeld: de federale instelling maakte het knutselen aan en uitproberen van nieuwe soorten medicijnen en geneeskunde zo goed als onmogelijk.↩︎

  7. More, Extropian Principles.↩︎

  8. Een groot deel van deze sectie is gebaseerd op Finn Brunton’s Digital Cash: The Unknown History of the Anarchists, Utopians, and Technologists Who Built Cryptocurrency, 118–134.↩︎

  9. Max More, Transhumanism.↩︎

  10. Don Lavoie, Howard Baetjer, and William Tulloh, High-Tech Hayekians: Some Possible Research Topics in the Economics of Computation, Market Process 8: 119–146.↩︎

  11. E.g., Phil Salin, Costs and Computers, Release 1.0: 5–18; Phil Salin, The Ecology of Decisions, or ‘An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Kitchens’, Market Process 8: 91–114.↩︎

  12. Faciliteiten omvatten Alcor en het Cryonics Institute, Kriorus, Tomorrow Bio en Yinfeng Biological Group.↩︎

  13. Hal Finney, Protecting Privacy with Electronic Cash, Extropy 10: 14.↩︎

  14. Mark Grant, Introduction to Digital Cash, Extropy 15: 15.↩︎

  15. Eric Watt Forste, The Theory of Free Banking , Extropy 15: 53.↩︎

  16. Lawrence H. White, Thoughts on the Economics of ‘Digital Currency’. Extropy 15: 18.↩︎

  17. Max More, Hayek’s Denationalisation of Money, Extropy 15: 20.↩︎

  18. More, Hayek’s Denationalisation of Money, 20.↩︎